Het moet nu maar over zijn

Het is nu vier jaar geleden dat Lies haar man overleed. De eerste tijd moest er veel geregeld worden, toen de begrafenis, veel mensen over de vloer. Ze kreeg aandacht en dat was helemaal in orde. Maar ook aandacht slijt. Al binnen een jaar vroeg niemand meer hoe het met haar ging. En zelf dacht ze ook: “Ach, het moet nu maar over zijn, hoewel het wel lastig  is dat ik zoveel lichamelijke klachten krijg. De ene kwaal is nauwelijks  over of een andere steekt alweer de kop op”. Ze schreef het toe aan haar leeftijd. Ze was al over de zeventig.

Zo wilde hij het

Lies vertelt verder: “Ik ben nooit doorverwezen, nee, ik kwam eigenlijk door een toeval terecht bij het maatschappelijk werk. Ik begon te vertellen. Over mijn man, dat hij al jaren dood was. Miste ik hem? Ja, allicht. Maar er was meer. Het was ook de manier waarop. Oh, ik wist wel: het was zíjn wens, en de kinderen en ik stonden daar ook helemaal achter, maar toch...”

Toen ze eenmaal ging praten begon ze te huilen en ze kon er niet mee stoppen. Wat zat haar zo dwars?

Euthanasie

“Mijn man was al jaren ziek. Toen kreeg hij er ook nog eens een herseninfarct bij en zijn persoonlijkheid veranderde. Maar zijn verstand werkte nog goed. Hij had altijd gezegd dat hij euthanasie wilde als het niet meer zou gaan, en dat moment was toen aangebroken”. De huisarts wilde meewerken, er kwam een Scen arts die urenlang met hen beiden en met hun twee kinderen praatte en die uiteindelijk toestemming gaf. De euthanasie kon plaatsvinden.

“We zaten in de huiskamer, onze kinderen namen afscheid. Mijn man stond op en zei: ‘Nou, dan moet het maar gebeuren’ en hij liep naar boven. De huisarts volgde hem, ik sloot de rij. Hij kreeg een infuus, waar eerst een slaapmiddel in ging en even later het dodelijke middel. De huisarts legde alles uit, mijn man  begreep het en zei nogmaals dat dát was wat hij wilde.

En ik? Ik stond erbij en keek ernaar. Nee, we hebben elkaar niet eens omhelsd, ik heb wel zijn hand vastgehouden. En toen was hij zomaar dood”.

Nazorg

Ja, achteraf gezien heeft ze dat gemist, nazorg. Ze heeft er ook nooit om gevraagd, ze wist niet eens dat er iets ontbrak. “Dat besefte ik pas tijdens de gesprekken met het maatschappelijk werk. Toen ik zo moest huilen. Het was zo dubbel: we hadden de wens van mijn man gerespecteerd, alles was zorgvuldig gegaan en toch voelde het leeg en kaal. Ik was een soort toeschouwer, ik nam geen deel aan wat er gebeurde”.

Daar had ze nog nooit met iemand over gepraat. Ja, wel met haar kinderen, maar nooit met haar beste vriendin, nooit met de huisarts, die er toch bij was geweest. Hijzelf is er evenmin over begonnen. Ja, dat heeft ze gemist: iemand die er uit zichzelf over zou beginnen.

Vrede

Ze had in totaal maar drie gesprekken nodig. Toen was het klaar. Ze voelde zich lichter, ze kon er zonder huilen over praten, ze had er vrede mee. Vroeger droomde ze er vaak over, dan stond ze weer bij dat bed, dan zag ze hem weer liggen met dat infuus in zijn arm. Dat is nu helemaal over. En ook de lichamelijke klachten zijn verdwenen.

Lies besluit: “Hulpverleners zouden meer aandacht moeten hebben voor de achterblijvers. Niet alleen bij euthanasie, maar ook bij een natuurlijke dood. Ze zouden zelf het gesprek erover moeten beginnen, want als je er zó diep in zit, weet je zelf niet wat je nodig hebt”.

 

Om privacyredenen is de naam van Lies veranderd. De persoon op de foto is niet de persoon uit het interview.

Contact

Heb je een vraag of wil je je aanmelden?
Dit kan eenvoudig online via het contactformulier

Of bel ons op 038-4569700 of mail naar : amwstaphorst@stdekern.nl

Vrouw zittend voor groep